Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения Павлик Сергей
Scherpschutter
(Снайпер)
Een scherpschutter komt thuis van zijn werk (снайпер приходит домой со своей работы; scherp – острый; schutter – стрелок; schieten – стрелять). Zijn vrouw doet de deur open (его жена открывает дверь; opendoen – открывать: «делать открытым»). Scherpschutter tegen zijn vrouw (снайпер /говорит/ своей жене):
– Ik heb je gemist (я скучал по тебе/я не попал в тебя; missen – упустить /шанс/; промахнуться, ошибиться; не удаваться; быть лишенным чего-либо; ik zal hem missen – я буду по нему скучать)!
Een scherpschutter komt thuis van zijn werk. Zijn vrouw doet de deur open. Scherpschutter tegen zijn vrouw:
– Ik heb je gemist!
File
(Вереница /машин/, затор, пробка)
Een man komt te laat op zijn werk (мужчина приходит слишком поздно на свою работу)
– Sorry baas, – zegt de man (извини, шеф, говорит мужчина), – maar ik stond in de file (но я стоял в заторе; staan – стоять).
– Oh, zegt de baas, – was het soms een lange file (это был, наверное, длинный/долгий затор; soms – иногда, порою; неужели, разве; что ли)?
Man:
– Geen idee, ik stond helemaal vooraan… (понятия не имею: «никакой идеи», я стоял совершенно впереди = впереди всех)
Een man komt te laat op zijn werk.
– Sorry baas, – zegt de man, – maar ik stond in de file.
– Oh, zegt de baas, – was het soms een lange file?
Man:
– Geen idee, ik stond helemaal vooraan…
Milaan, Barselona, Moskou
(Милан, Барселона, Москва)
Een reiziger (один путешественник/пассажир; reizen – путешествовать) staat aan de incheckbalie (стоит у регистрационной стойки; balie – стойка (регистрации и т. д.) op de luchthaven (в аэропорту; lucht – воздух; haven – гавань, порт). Hij heeft drie koffers bij (у него при себе три чемодана: «он имеет три чемодана при /себе/»; bijhebben – иметь при себе) en zegt tegen de baliebediende (и говорит служащему; bediende – служащий; bedienen – обслуживать):
– Deze koffer naar Milaan (этот чемодан в Милан) die naar Barselona (тот – в Барселону) en deze naar Moskou (а этот – в Москву).
De bediende protesteert (служащий протестует):
– Maar meneer, dat kunnen wij toch niet doen (но, господин, мы не можем ведь этого сделать)!
De reiziger:
– Jawel, dat kunnen jullie wel (да, конечно, это вы вполне можете). Jullie hebben het namelijk verleden keer ook met mijn koffers gedaan (потому что вы это тоже сделали с моими чемоданами в прошлый раз; namelijk – а именно; ибо, так как)!
Een reiziger staat aan de incheckbalie op de luchthaven. Hij heeft drie koffers bij en zegt tegen de baliebediende:
– Deze koffer naar Milaan, die naar Barselona en deze naar Moskou.
De bediende protesteert:
– Maar mijnheer, dat kunnen wij toch niet doen!
De reiziger:
– Jawel, dat kunnen jullie wel. Jullie hebben het namelijk verleden keer ook met mijn koffers gedaan.
Sint-bernard
(Сенбернар)
– Zoals mijn sint-bernard bestaat er geen tweede hond (такой, как мой сенбернар, другой собаки не существует = подобно моему сенбернару; bestaan – существовать, иметься), pocht Joris tegen zijn buurman (хвастает Йорис своему соседу).
Buurman: – Wat is er dan voor bijzonders aan hem (что есть тогда за особенное в нем = что в нем тогда такого особенного)?
Joris: – Hij brengt me elke dag de krant (он приносит мне каждый день газету).
Buurman: – Nou en (ну и /что/)?
Joris: – Ik heb helemaal geen abonnement (у меня вообще нет абонемента; helemaal – совсем, совершенно, вовсе)!
– Zoals mijn sint-bernard bestaat er geen tweede hond, pocht Joris tegen zijn buurman.
Buurman: – Wat is er dan voor bijzonders aan hem?
Joris: – Hij brengt me elke dag de krant.
Buurman: – Nou en?
Joris: – Ik heb helemaal geen abonnement!
Boxer
(Боксер)
Een man gaat naar een dierenwinkel (один мужчина идет в зоомагазин). Hij vraagt de verkoper (он спрашивает продавца) of hij ook een hond voor de bewaking te koop heeft (имеется ли у него в продаже также пес для охраны; bewaken – сторожить, караулить, охранять; koop – покупка, te koop – продается /в объявлениях/: «к покупке»; kopen – покупать). Na enig zoeken (после некоторого поиска) gaat de man met een hond naar huis (мужчина идет с собакой/псом домой). Twee weken later (две недели спустя) komt hij terug bij de dierenwinkel (он приходит обратно в зоомагазин). Hij vraagt de verkoper (он спрашивает продавца):
– Wat heb ik nu aan zo’n hond (что мне теперь делать с таким псом/какая мне теперь польза от такого пса). Elke keer als de bel gaat (каждый раз, когда звонок звонит) gaat hij in de hoek zitten (идет он в угол садиться = он идет и садится в угол).
Waarop de verkoper antwoordt (на что продавец отвечает):
– Dat heb je altijd met boxers (а так оно всегда с боксерами: «это имеешь ты всегда с боксерами»)!
Een man gaat naar een dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper of hij ook een hond voor de bewaking te koop heeft. Na enig zoeken gaat de man met een hond naar huis. Twee weken later komt hij terug bij de dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper:
– Wat heb ik nu aan zo’n hond. Elke keer als de bel gaat gaat hij in de hoek zitten.
Waarop de verkoper antwoordt:
– Dat heb je altijd met boxers!
Bij de dokter
(У врача)
Er komt een man bij de dokter (приходит мужчина к врачу).
Vraagt de dokter (врач спрашивает):
– Kan ik u helpen (могу я вам помочь)?
Zegt de man (мужчина говорит):
– Nee dank u, ik kijk nog even rond (нет, спасибо, я осмотрюсь еще немного; kijken – смотреть, глядеть; even – ровный; равный; ровно; как раз, точно; чуть-чуть, немного; rond – кругом, вокруг).
Er komt een man bij de dokter.
Vraagt de dokter:
– Kan ik u helpen?
Zegt de man:
– Nee dank u, ik kijk nog even rond.
„De dokter”
(«Врач»)
Oma is 100 /honderd/ jaar geworden (бабушке исполнилось 100 лет: бабушка есть 100 лет ставшая; worden – становиться, делаться). Voor die gelegenheid (по этому случаю; gelegenheid – возможность, /удобный/ случай) komt de burgemeester bij haar op bezoek (приходит бургомистр к ней в гости; bezoek – посещение, визит; bezoeken – посещать, навещать).
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester (вы живете уже: «теперь» сто лет, говорит бургомистр), – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest (каким было самое большое изменение за все те 100 лет в вашей жизни; verandering – изменение, перемена; veranderen – изменять/ся/)?
Zonder een seconde na te denken (без секунды подумать = не подумав и секунды) zegt oma (бабушка говорит):
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd (спрашивает бургомистр удивленно).
– Ja, – zegt oma. – Toen ik 20 /twintig/ was, zei de dokter (когда мне 20 было, доктор говорил):
Helemaal uitkleden en ga maar liggen (полностью раздеться = разденься и иди-ка ложись). Toen ik 40 /veertig/ was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten (кофточку снять и сесть). En toen ik 80 /tachtig/ was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan (высунь свой язык и оставайся стоять = и продолжай стоять; steken – колоть, втыкать; uitsteken – выставлять, высовывать).
Oma is 100 jaar geworden. Voor die gelegenheid komt de burgemeester bij haar op bezoek.
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester, – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest?
Zonder een seconde na te denken, zegt oma:
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd.
Ja, – zegt oma, – Toen ik 20 was, zei de dokter:
Helemaal uitkleden en ga maar liggen. Toen ik 40 was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten. En toen ik 80 was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan.
Twee tanden
(Два зуба)
Een man komt terug van de tandarts (мужчина возвращается от зубного врача) en ontmoet een vriend op straat (и встречает друга на улице; ontmoeten – /случайно/ встретить).
– En hoe was het? – vraagt de vriend (и как это было = как все прошло, спрашивает друг).
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken (зубному врачу пришлось два зуба вырвать; trekken – тянуть, тащить; дергать, выдергивать) in plaats van n (вместо одного), – zegt de man (говорит мужчина).
– Waarom (почему)?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro (он не мог дать сдачи с 25 евро; terug – назад, обратно).
Een man komt terug van de tandarts en ontmoet een vriend op straat.
– En hoe was het? – vraagt de vriend.
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken in plaats van n, – zegt de man.
– Waarom?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro.
Interessant stukje
(Интересная статейка)
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen (Ян и Карел сидят и мирно/спокойно читают газету; rust – отдых, покой; спокойствие, мир, тишина).
Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren (Ян начинает внезапно вырывать один кусочек из газеты; inens – сразу, за один раз; внезапно; немедленно; scheuren – рвать, разрывать). Karel vraagt hem (Карел спрашивает его):
– Interessant stukje (интересная статейка)? Vertel: waarover gaat het (расскажи, о чем это/о чем идет речь)?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft (о мужчине, который убил свою жену; doden – убивать) omdat ze de gewoonte had (потому что она имела привычку) zijn zakken te doorzoeken (обыскивать его карманы).
Karel knikt, maar kan niet goed volgen (Карел кивает, но не может хорошо уследить/понять; volgen – следовать; следить /за мыслью/) waarom Jan het stukje uitknipt (почему Ян вырезает статейку; uitknippen – вырезать, выкраивать).
– En wat ga je daar nu mee doen (и что ты с ней собираешься теперь делать)?
– Het in een van mijn zakken steken (это в один из моих карманов вложить/засунуть).
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen. Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren. Karel vraagt hem:
– Interessant stukje? Vertel: waarover gaat het?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft omdat ze de gewoonte had zijn zakken te doorzoeken.
Karel knikt, maar kan niet goed volgen waarom Jan het stukje uitknipt.
– En wat ga je daar nu mee doen?
– Het in een van mijn zakken steken.
Onwaarschijnlijke geschiedenis
(Невероятная история)
Een Engelsman en een Amerikaan wedden (англичанин и американец спорят) wie de meest „onwaarschijnlijke” geschiedenis kan vertellen (кто может рассказать наиболее невероятную историю).
De Amerikaan begint (американец начинает; beginnen – начинать; приступать):
– Er was eens een Amerikaanse heer (жил-был один американский джентльмен; heer – господин)…
– Jij hebt gewonnen, – zegt de Engelsman (ты выиграл, говорит англичанин; winnen – выигрывать).
Een Engelsman en een Amerikaan wedden wie de meest „onwaarschijnlijke” geschiedenis kan vertellen.
De Amerikaan begint:
– Er was eens een Amerikaanse heer …
– Jij hebt gewonnen, – zegt de Engelsman.
In de klas
(В классе)
Glimlachend (улыбаясь; glimlachen – улыбаться, усмехаться) tikt de leraar geschiedenis (постукивает учитель истории; tikken – стучать; тикать) op zijn lessenaar (по своему пюпитру) en spreekt de totaal ongenteresseerde klas toe (и говорит совершенно незаинтересованному классу):
– Wanneer de jongelui (если бы молодые люди) op de achterste banken (на задних партах) net zo rustig waren (были столь же спокойны) als de jongelui op de middelste banken (как молодые люди на средних партах) die stripboeken zitten te lezen (которые сидят и читают: «сидят читать» иллюстрированные книжки; strip – полоса, рейка; комикс) zouden de jongelui hier vooraan tenminste ongestoord verder kunnen slapen (смогли бы молодые люди здесь впереди, по крайней мере, без помех дальше спать = продолжать спать)!
Glimlachend tikt de leraar geschiedenis op zijn lessenaar en spreekt de totaal ongenteresseerde klas toe:
– Wanneer de jongelui op de achterste banken net zo rustig waren als de jongelui op de middelste banken, die stripboeken zitten te lezen, zouden de jongelui hier vooraan tenminste ongestoord verder kunnen slapen!
Ali Baba
(Али-Баба)
Er komt een man bij de balie van de belastingdienst (подходит мужчина к стойке в налоговой инспекции; belasting – нагрузка, загрузка; обложение, налог; dienst – служба).
– Ik zou graag Ali willen spreken (я бы хотел поговорить с Али; graag – охотно, с удовольствием).
De medewerker van de belastingdienst zegt (служащий налоговой службы говорит):
– Ali, welke Ali (Али, какой/который Али)?
Waarop de man zegt (на что мужчина говорит):
– Ali-Baba wil ik spreken en snel (с Али-Бабой я хочу говорить, и быстро = срочно)!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig (сотрудник налоговой службы отвечает раздраженно):
– Er werkt hier geen Ali-Baba (здесь не работает никакой Али-Баба).
Waarop de man antwoordt (на что мужчина отвечает):
– Dan wil ik graag n van de andere veertig rovers spreken (тогда я хотел бы с одним из других сорока разбойников поговорить: «хочу я с удовольствием…»)!
Er komt een man bij de balie van de belastingdienst.
– Ik zou graag Ali willen spreken.
De medewerker van de belastingdienst zegt:
– Ali, welke Ali?
Waarop de man zegt:
– Ali-Baba wil ik spreken en snel!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig:
– Er werkt hier geen Ali-Baba.
Waarop de man antwoordt:
– Dan wil ik graag n van de andere veertig rovers spreken!
Monniken
(Монахи)
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken (три монаха-буддиста живут уединенно; terugtrekken – повертывать назад, отступать; уединяться; terug – назад; trekken – тянуть, тащить) op een berg (на горе). Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt (спустя четыре года один из них, наконец-то, заговорил: «после четырех лет есть, наконец-то, один из них, кто слово берет»):
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien (ты видел ту красивую черную лошадь) dat voorbij galoppeerde (что мимо пронеслась галопом)?
Drie jaar later zegt de tweede monnik (три года спустя говорит второй монах):
– Het was een wit paard (это была белая лошадь)!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt (десять лет спустя встает третий монах и говорит):
– Als jullie tween blijven kibbelen (если вы двое продолжаете спорить = будете продолжать спорить; kibbelen – спорить/перебраниваться из-за пустяков), ben ik weg (я ушел = ухожу: «я прочь»)!
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken op een berg. Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt:
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien dat voorbij galoppeerde?
Drie jaar later zegt de tweede monnik:
– Het was een wit paard!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt:
– Als jullie tween blijven kibbelen, ben ik weg!
Euro
(Евро)
Komt een vader op het gemeentehuis (приходит отец в ратушу; gemeente – община; муниципалитет; /церковный/ приход) en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden (и хочет своего недавно родившегося сына записать: «заявить»; pas – только что, как раз; geboren zijn/worden – родиться). De bediende vraagt hoe hij heten zal (служащий спрашивает, как он называться будет = как его будут звать).
– Euro, – zegt de vader (Евро, говорит отец).
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor (то имя не находится в моем списке с возможными именами; voorkomen – случаться, происходить; встречаться, упоминаться, значиться), en bovendien is Euro de benaming van geld (и, кроме того, евро является наименованием денег).
– Dat is raar (это странно), – zegt de vader (говорит отец). – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad (с моими двумя предыдущими сыновьями я вовсе не имел проблем).
– Hoe noemen ze dan (как зовут их тогда = и как же их зовут)? – vraagt de bediende (спрашивает служащий).
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Komt een vader op het gemeentehuis en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden. De bediende vraagt hoe hij heten zal.
– Euro, – zegt de vader.
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor en bovendien is Euro de benaming van geld.
– Dat is raar, – zegt de vader. – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad.
– Hoe noemen ze dan? – vraagt de bediende.
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Onduidelijk
(Нечетко)
Tijdens een proefwerk (во время контрольной работы) betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken (ловит учитель Йориса постоянно на списывании; betrappen – поймать, застать; уличить /ор – в/; herhaaldelijk – неоднократно; spieken – /школ./ сдувать, сдирать, списывать). Hij buldert (он кричит; bulderen – грохотать /об орудии/; бушевать /о шторме/; греметь /о голосе/):
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken (это теперь уже в третий раз, что я тебя в чужой листок вижу смотреть = что я тебя вижу смотрящим в чужую тетрадь)!
– Ik kan er niets aan doen, meester (я ничего с этим не могу поделать, учитель), hij schrijft zo onduidelijk (он пишет так нечетко/неразборчиво; schrijven – писать; duidelijk – ясный, понятный; четкий; duiden – толковать, объяснять; указывать /ор – на/)!
Tijdens een proefwerk betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken. Hij buldert:
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken!
– Ik kan er niets aan doen, meester, hij schrijft zo onduidelijk!
Dicht bij huis
(Близко к дому)
– Heel precies weet ik het niet (совершенно точно я это не знаю; preces) maar het kan niet zo ver zijn (но это не может так далеко быть = не должно быть далеко). Bij ons in de fabriek (у нас на фабрике) werkt een Rus, en die komt elke dag met de fiets naar zijn werk… (работает один русский, и он приезжает каждый день на велосипеде на свою работу)
Jan maakte zijn huiswerk en moest weten waar Rusland ligt. Hij vroeg het aan zijn vader, die even diep nadacht en toen antwoordde:
– Heel precies weet ik het niet, maar het kan niet zo ver zijn. Bij ons in de fabriek werkt een Rus, en die komt elke dag met de fiets naar zijn werk …
Arm varken
(Бедная свинья)
Een varken ziet voor het eerst een stopcontact (свинья видит впервые розетку).
– O, wat zielig, – zegt het (о, как жалко, говорит оно /животное/ = она). – Hebben ze je in de muur gemetseld (они замуровали тебя в стену; metselen – класть кирпичи)?
Een varken ziet voor het eerst een stopcontact.
– O, wat zielig, – zegt het. – Hebben ze je in de muur gemetseld?
Even vergeten
(Позабыл)
Een kok plukt een kip (повар ощипывает курицу; plukken – срывать, собирать: bessen plukken – собирать ягоды; ощипывать) en stopt ze in een pan (и кладет ее на сковороду; stoppen – штопать; сунуть) maar hij vergeet het vuur onder de pan aan te steken (но он забывает зажечь огонь под сковородой; aansteken – зажечь, разжечь). Na een kwartier komt de kip naar de kok gewandeld en zegt boos (через четверть /часа/ подходит курица к повару: «приходит курица, гуляя, к повару» и говорит зло = сердито; wandelen – гулять, бродить):
– Zeg, ofwel geef je mij mijn veren terug (эй, или отдавай назад мои перья) ofwel steek je het vuur aan (или же запаливай огонь). Ik bevries van de kou (я замерзаю от холода)!
Een kok plukt een kip en stopt ze in een pan maar vergeet het vuur onder de pan aan te steken. Na een kwartier komt de kip naar de kok gewandeld en zegt boos: